Boerenleenbank

 

Ook het bestuur van het Groene Kruis zag uit naar een groter gebouw. De burgerwoning aan de weg naar Langelo voldeed niet meer aan de eisen. In 1962 stichtte het een nieuw gebouw op een terrein, aangekocht van burgemeester Pelinck, in de kom van het dorp, tegenover het witte huis van de fam. Pelinck. Eerst op 21 juni 1968 werd het door Dr. Mantinghe, geneeskundig Inspecteur der Volksgezondheid, geopend. De boerenleenbank te Norg werd in 1908 opgericht en gevestigd in de woning van de benoemde kassier, de heer H. Hoff aan de Peesterstraat. In 1945 volgde de heer A. Rijks hem op en werd het kantoor tijdelijk ondergebracht in een perceel aan de brink. Door benoeming van de heer Rijks tot directeur van de Coöp. Stoomzuivelfabriek te Norg in 1950, werd als kassier benoemd de heer L. Komduur uit Sleen. Tevens werd in hetzelfde jaar het nieuwe bankgebouw (annex kassiers woning) in het Oosteinde van Norg in gebruik genomen. In 1969 werd dit gebouw weer vernieuwd en op 21 april door burgemeester 0. de Boer geopend.


ziekte en plagen


In 1768 heerste er onder de runderen een ziekte, "de Koog" of "Kooge" genaamd, die het eerst te Norg werd waargenomen en daar het hevigst heeft gewoed. In 1769 werden de predikanten door Drost en Gedeputeerden aangeschreven, om bij openbare godsdienst-oefeningen voor 't ophouden der ziekte te bidden. Een andere plaag voor de veestapel vormden de wolven, die in het oude Landschap nog lang en in grote getale voorkwamen. In 1736 en 1737 werden tussen Witten, Hoogersmilde, Veenhuizen en achter Westervelde nog wolvenjachten gehouden. Op een gemeenteraads-vergadering van juni 1832 gaf raadslid Mr. J. Tonckens in overweging, om tegen verspreiding van de choleraziekte in ons land, op de aanstaande Norger herfstmarkt alle kramen, stalletjes en handel te weren, behalve rundvee. Ook schijnt men toen veel last van schadelijk gevogelte als eksters en mussen gehad te hebben. Voor het doden en inleveren van 1 ekster werd 5 cent, voor 1 mus 2 cent betaald.


tol


In verband met het plan tot aanleg van een kunstweg Smilde-Norg-Roden, werd door de Raad op 28 mei 1874 het besluit genomen drie tolbomen met tolgaarderswoningen te plaatsen n.l. één op 't gebied der gemeente Smilde in de nabijheid der gemeentescheiding van Norg, één op de grens der gemeente Roden in de nabijheid van Roden ten Zuidwesten van de Steenduiker bij de begraafplaats en één te Zuidvelde. Vrij van tol werden de paarden, wagens en vee van ingezetenen van Steenbergen. In 1870 besloot de Raad bij de gemeenschappelijke tolboom Norg-Roden een tol te heffen van: Paard of ezel 4 cent, rundvee 2, varken of geit 1, 50 schapen of meer (kudde) 50, bok of hond aangespannen 1, rij- of voertuigen op twee wielen of 4 wielen 2, voor elk paard, runderbeest of ezel aangespannen voor rij- of voertuigen op 2 of 4 wielen 8, twee paarden, ezels of rundvee aangespannen 15, ieder aangespannen paard of ezel daarenboven 7, voor 2 paarden voor hooiwagens 2, samengekoppelde hooiwagens of voertuigen 7 cent. Vrijgesteld waren: paarden wegens mestrijden naar het land, paarden en vee gedreven naar de wei, wagens die veldgewassen naar huis vervoerden, uitgezonderd turf, losse ongezadelde paarden zonder halster, die naar de hoefsmid moesten en paarden voor de lijkwagen voor de lijkwagen. In 1917 zijn alle tollen in de gemeente Norg opgeheven.