Betekenis en ouderdom van de plaatsnaam ‘Norg’
Als een spin in het web, zo is de positie van Norg ten opzichte van de dorpen die altijd tot het kerspel en later gemeente Norg hebben behoord. Het huidige wegenpatroon doet daar zelfs nu nog geen afbreuk aan, hoewel de oudere voorlopers hiervan, de zogenaamde ree- of kerkwegen tegenwoordig minder herkenbaar of geheel of gedeeltelijk zijn verdwenen. De positie van Norg als hoofddorp doet veronderstellen dat zij ook de oudste nederzetting is. Over de betekenis van de naam (toponiem) Norg is in het verleden het nodige geschreven. De oudste vermelding (1139) wordt geschreven als Nurch. In latere oorkonden komen we Norich, Orc en Orch tegen. De verklaring die het meest wordt gegeven is een afgeleide van de richtingaanduiding ‘noord’ (vergelijk Norge –Noorwegen). Bij zowel ons Norg als bij Noorwegen is een Germaanse oorsprong zeer goed denkbaar. Onduidelijk blijft echter in ons geval het antwoord op de vraag: ‘ten noorden van wat?’ Norg, Westervelde en Zuidvelde hebben waarschijnlijk al sinds het begin van de jaartelling een drie-eenheid gevormd, omdat men al heel vroeg gemeenschappelijke belangen had. Dat kan zijn door de trek van bewoners van de ene naar de andere nederzetting, of door landschappelijke factoren zoals de ligging van het een bos,dat voor de drie nederzettingen het geriefhout leverde. In dit geval het Norgerholt. Kijkend naar de ligging van de nederzettingen, ligt Norg ten noorden van de beide overige. Hierbij moet worden bedacht dat de twee zuidelijk gelegen velddorpen toen nog niet de later gekregen benamingen Westervelde en Zuidvelde hadden. Een wat meer algemene verklaring vanuit ‘noord’ voor Norg kan zijn de ligging in het noordelijke deel van de drie ‘oergewesten’ waaruit Drenthe ooit bestond (Noordenveld, Zuidenveld, Westerveld).
Ook wordt wel een verklaring gezocht in de afkomst van de Heren (ridders) van Norch die we vanaf de 13e eeuw tegenkomen. Dit geslacht is blijkens het familiewapen verwant aan de Heren van Kuinre die hun wortels hebben op het toenmalige eiland Urk, destijds ook vermeld als Orc. Deze verklaring valt voor ons af, omdat in dit geval de plaats de naam van een geslacht gevolgd zou hebben, hetgeen op zich zeer ongebruikelijk is en ook omdat de naam Norch volgens meerdere geografen veel ouder is dan de 13e eeuw. We houden het op het omgekeerde, namelijk dat de Heren van Norch hun naam hebben ontleend aan de plaats waarin zij van de bisschop van Utrecht belangrijke leengoederen hebben ontvangen.
Uitgaande van een Germaanse oorsprong voor de naam Norg, zal de ouderdom hiervan liggen voor de Karolingische tijd, waarin vanaf de 8e eeuw na Chr. het christendom in onze streken is verspreid. Ook de sociaal geograaf Slicher van Bath constateert onder andere op grond van archeologische vondsten dat de namen van kerndorpen met bijbehorende essen in Oost-Nederland van voor de Karolingische periode moeten zijn.
Wapen en vlag van Norg
Bij Koninklijk Besluit van 6 oktober 1948 werd aan de gemeente Norg een wapen toegekend, ontworpen door Mr. G.A. Bontekoe, destijds burgemeester van de gemeente Ooststelingwerf. In de nieuwe Drentse Volksalmanak van 1950 schrijft hij, dat er zoveel materiaal voorhanden was om in een wapen te verwerken, dat er moeilijk een keuze te maken was. Uiteindelijk is er voor gekozen om de Norger paardenmarkt en de Zwartendijksterschans in het wapen te belichamen. Ook dit ging echter niet zonder slag of stoot. De Hoge Raad van Adel vond dat het steigerende paard een hengst moest zijn en dat de schans niet rood maar groen van kleur moest worden. Dit laatste omdat de schans niet uit steen is opgetrokken, maar uit aarden wallen. Het wapen is afgezet met een kroon bestaande uit drie bladeren en twee parels. In 1968 is de groene schans alsnog vervangen door een rode.
In 1974 werd door de gemeenteraad de gemeentevlag vastgesteld. Hierin werden de zelfde symbolen verwerkt als in het gemeentewapen. De vlag bestaat uit vier vlakken en de hoofdkleuren zijn rood en wit.
Bronnen:
Oorkondenboek Groningen/Drenthe, n’s 27,83,
Land en mensch in de middeleeuwen, Slicher van Bath 1945, deel II p. 114 e.v.
Veldnamen in Nederland, Schönveld 1949, p. 125
Nederlandse plaatsnamen, Moerman, p. 169
Nieuwe Drentse Volksalmanak 1950, p.69