Eind 19de eeuw werd er in Nederland meer en meer op aangedrongen om iets te doen aan de kwaliteit verbetering van de geproduceerde boter. De boter werd tot dan in de afzonderlijke boerderijen geproduceerd met als resultaat grote verschillen in kwaliteit en voor verkoop naar het buitenland totaal ongeschikt. Dit leidde er toe dat er van hoger hand op werd aangedrongen de boter fabrieksmatig te produceren. Zo werden er tussen 1890 en 1900 talrijke coöperatieve zuivelfabrieken opgericht. Ook in Norg gebeurde dit, na een aantal eerder pogingen vond er 3 februari 1895 ten huize van logementhouder L. Hoff een vergadering plaats van belangstellenden voor het oprichten van een handkracht zuivelfabriek. Een voorlopig bestuur had reeds statuten ontworpen en belangstellenden konden intekenen om aandelen te nemen. 57 leden traden toe, alhoewel niet voldoende, toch werd besloten om een fabriek te beginnen. Aan de weg naar Een, ruim buiten het dorp, werd een perceel grond aangekocht.
De fabriek bestond uit een simpel rechthoekig gebouwtje van ca. 10 bij 7,5 m, volgens voorschrift werd er een standaard uitrusting aangeschaft en het benodigde personeel aangesteld. Dit personeel bestond uit een viertal personen, waarvan de directeur/botermaker de voornaamste was. Eigenlijk was het de botermaker die tevens directeur was. Hij werd bijgestaan door drie personen afkomstig uit Norg, die bij aantreden geen enkele ervaring hadden in de zuivel. Twee personen zorgden voor het legen van de bussen en nadien voor het karnen en de derde was een manusje voor alles. De eerste botermaker wat de heer Ebbinge uit Peize, deze bleef echter maar een jaar in Norg, hij werd opgevolgd door een van drie in 1895 aangestelde personeelsleden uit Norg , de heer T. Auwema. Deze had blijkbaar goed opgelet in het jaar dat hij werkzaam was in de fabriek, hij werd in ieder geval capabel geacht om het ambt van botermaker van de heer Ebbinge over te nemen.
In 1900 werd besloten het roer drastisch om te gooien door een stoommachine aan te schaffen, het bedrijfspand werd vergroot en buiten werd een gemetselde fabriekspijp geplaatst. Het personeelsbestand werd met een paar personen uitgebreid o.a. met een machinist om de stoommachine te bedienen. Het ledental van de fabriek groeide gestaag en de fabriek draaide vanaf de eerste dag met winst. Rond 1915 vond er weer een grote verbouwing van de fabriek plaats, de oude stoommachine werd vervangen door een nieuwe met groter capaciteit en er werd ruimte voor kantoor en laboratorium gemaakt. Directeur/botermaker Auwema bleef tot 1917 de scepter zwaaien. Door toenemende regelgeving en professionalisering van de zuivelorganisatie werd er meer en meer van de directeur geëist. Aangezien de heer Auwema enkel door de praktijk gevormd was, werd uitgezien naar een nieuwe directeur met gedegen opleiding, dit werd de heer Hendrik Boverhof. Hij bleef tot 1950, onder zijn bezielende leiding heeft de fabriek een grote vlucht gemaakt. Dit ging echter niet van de een op de andere dag, vanaf 1917 heeft Boverhof getracht een kaasmakerij aan de fabriek te koppelen, keer op keer werden zijn plannen afgekeurd. Pas in 1928 werd besloten een kaasmakerij bij te bouwen.
Voorafgaand aan de bouw van de kaasmakerij werd de fabriek in 1925 drastisch verbouwd, het aanzicht van de oude fabriek vanaf 1895 verdween en werd vervangen door een totaal nieuw voorfront. Tot aan 1928 was er nagenoeg geen personeelstoename geweest, in 1928 ca. 9 personen, de kaasmakerij bracht hier echter verandering in, na 1928 groeide het aantal personeelsleden gestaag. Om een indruk te geven van de directe omgeving van de fabriek in 1928 het volgende, voor de bouw van de kaasmakerij moest er eerst een perceel bos worden gekapt achter de bestaande fabriek. De fabriek stond in die tijd nog net zo vrij van het dorp als in 1895 bij de eerste bouw. De enige woning die aan het begin van de Eenerstraat was bijgebouwd in 1924 was de directeurswoning van de fabriek. Door de komst van de kaasmakerij moest er dus meer personeel worden aangetrokken, personeel wat zich in de directe omgeving van de fabriek ging vestigen, aan de Eenerstraat dus en dit betekende een van de eerste uitbreidingen van het dorp.
In 1938 werd er weer gebouwd, o.a. werd er een garage gebouwd voor de vrachtauto’s. De oorlogsjaren verliepen zeer rustig voor de fabriek, een teruggang in de melkleverantie, welke na de oorlog in snel tempo weer werd opgevoerd. Na de oorlog vonden er van jaar tot jaar veranderingen de nodige veranderingen plaats. Er werden personeelswoningen gebouwd, een kaaspakhuis gebouwd en in 1953/54 vond er een grote verbouwing plaats waarbij de fabriek weer een totaal nieuw aanzien kreeg. Inmiddels was er ook van directie gewisseld, de heer Boverhof was in 1950 na 33 jaar dienstverband afgetreden, hij werd opgevolgd door de heer A. Rijks, die reeds vanaf 1932 in verschillende functies werkzaam was op de fabriek. Ook onder zijn leiding vonden de nodige veranderingen plaats. Er werd een maalderij aan de fabriek gekoppeld, er werden brandstoffen verkocht, er werd een hypermoderne kaasmakerij gebouwd. De oude stoommachine werd vervangen door oliestook en later door aardgas, de stoommachine bleef echter wel standby voor eventuele noodgevallen
Jans Stevens was de melkrijder die de laatste wagen vol melkbussen bij de fabriek aan de Eenerstraat afleverde
De stoommachine is voor Norg bewaard gebleven en wordt thans beheerd door de Historische Vereniging Norch. (zie pagina ‘over ons/werkgroepen/historisch materiaal’). In 1971 nam de heer Rijks na 21 jaar afscheid als directeur van de fabriek, hij werd opgevolgd door de heer Lubbinge, tot dan directeur van de fabriek in Uffelte. De zuivelindustrie was in die tijd al danig in beweging met als gevolg dat vele kleine fabrieken en naderhand ook grotere in het land werden gesloten. Ook Norg ontkwam daar niet aan, in eerste instantie werd er nog extra melk aangevoerd vanuit inmiddels in de omgeving gesloten fabrieken en de kaas productie in de nieuwe kaasmakerij werd mede daardoor enorm opgevoerd. Maar uiteindelijk kreeg ook de fabriek in Norg het bericht dat de fabriek zou worden gesloten, de laatste melk werd aangevoerd op 31 december 1976. De fabriek is in 1984 gesloopt, in Norg herinnert alleen een straatnaam, “de Fabriekstraat” ons nog aan een 81 jarig bestaan van een bloeiende zuivelindustrie.