Eén van de oudste bossen van Nederland
Tussen Norg, Zuid- en Westervelde ligt het oeroude Norgerholt, bekend als een van de oudste bossen van Nederland. Holt betekent “hoog geboomte”, bij het aanschouwen van de bomen in het Norgerholt kan een ieder zich in deze verklaring wel vinden. Het bos is thans ca. 24 Ha. groot, gelijk aan de grootte en de vorm bij de opmeting voor de eerste kadastrale gegevens begin 1800. Het Norgerholt is van oorsprong eigendom geweest van eigenaren in het bezit van een aandeel, de gerechtigden, in de Marke van Norg, Zuid- en Westervelde. Aan een oude zandweg, lopende vanaf de weg Norg – Zuidvelde naar de weg Norg – Westervelde, de Dalweg geheten, herinneren een drietal oude eiken ons nog aan een oude vergaderplaats waar die gerechtigden van de Marke vergaderden. In de volksmond werd deze plek het “aole raodhoes “genoemd. Deze plek is als zodanig niet meer te herkennen omdat de aarden wallen, bedoeld als zitplaats, niet zichtbaar meer aanwezig zijn. Gerekend vanuit deze vergaderplaats zou de naam Norg te verklaren zijn als gelegen aan de noordkant, zo Zuidvelde aan de zuidkant en Westervelde aan de westkant. Zekerheid hierover is er echter niet.
Wie waren nu die gerechtigden van die Marke. Feitelijk waren dat aandeelhouders (ook wel waardeelhouders) die gezamenlijk de eigenaars vormden van het toen nog onontgonnen en niet verdeelde, gezamenlijk bezit dus, buitengebied van de dorpen. Die marken waren zeer oud en dateren waarschijnlijk al uit de tijd van Karel de Grote, ca. 800. Het buitengebied van de dorpen bestond in hoofdzaak uit woeste grond, uitgestrekte heidevelden en veengronden. Hier en daar trof men sporadisch een houtopstand aan. Zo dus ook het Norgerholt, dit bos voorzag in een grote behoefte voor de plaatselijke bevolking. Naast het Norgerhout was er tussen Westervelde en Veenhuizen nog een soortgelijk eeuwen oud bos, het Brul genaamd, aanwezig. Gebonden aan vrij strenge regels, opgesteld door alle waardeelhouders van de Marke, mocht er gebruik worden gemaakt van het bos. Dit gebruik kon bestaan uit het kappen van bomen benodigd voor de bouw van de boerderijen, het verzamelen van brandhout, het verzamelen van eikels bestemd als varkens voer, maar ook als voerplek voor de varkens onder het toeziend oog van een varkenshoeder. De regels voor het gebruik en het onderhoud van het bos werden dus in gezamenlijk overleg vastgesteld, hiervoor werden de gerechtigden bijeen geroepen door het blazen op de boerhoorn om in dit geval bijeen te komen in het “aole raodhoes”. Als er een boom gekapt werd, werd er nadien weer een jonge boom ter vervanging aan geplant, hiermee kan eigenlijk worden verklaard dat het Norgerholt geen natuurlijk bos is maar min of meer een productiebos is geweest van de Marke. Een oude veldnaam als telgenkamp, een perceel waar jonge bomen werden opgekweekt, herinnert ons hieraan. Omdat er continu aan verjonging werd gedaan kan het bos moeilijk als oerbos worden aangemerkt.
De ondergrond echter bestaande uit een eeuwenoude dikke humuslaag kan het predikaat “oer” wel degelijk dragen. Dat het Norgerholt en ook het Brul als productiebos is gebruikt kan men tevens herleiden uit de vele bewaard gebleven verkoop advertenties in de periode 1820 – 1850. Jaarlijks vonden grote houtverkopingen plaats, eikenhout bestemd voor o.a. scheepsbouw en molenbouw. aan de hand van de vele verkopingen kan men berekenen dat in die perioden nagenoeg het gehele Norgerholt en het Brul zijn gekapt. In tegenstelling tot de herplant in het Norgerkholt is dit in het Brul niet geschied, hier doet enkel de veldnaam ons nog aan het verleden herinneren. Als vanouds werd het marke bezit dus door de gezamenlijke eigenaren onderhouden, in de jaren na 1950 werd dit meer en meer als een probleem gezien en werd er door het bestuur van de Marke op aan gedrongen het bezit van de hand te doen. In de jaarvergadering van de marke in 1960 werd met een meerderheid van stemmen besloten het bezit van de marke “het Norgerholt” voor een bedrag van fl. 500,-- per aandeel aan de vereniging Tot Behoud van Natuurmonumenten te verkopen onder voorwaarde dat Natuurmonumenten het beheer en onderhoud op dezelfde voet voort zou zetten. Van deze bepaling is in de praktijk echter niets terechtgekomen. Tot aan de datum van overdracht en nog enige jaren daarna was het Norgerholt in het voorjaar een groot bloementapijt door de grote aanwezigheid van bosanemoon, sterrenmuur en lelietjes van dalen. Heden ten dage zien we hier en daar nog kleine plukjes bloeien in het voorjaar. De koningsvaren heeft de plek ingenomen van de bloemen en de vele dode bomen vormen voor menigeen een troosteloze aanblik.
Waarom is het Norgerholt tot aan 1960 in het bezit gebleven van de Marke Norg, Zuid- en Westervelde, terwijl de overige gronden van die Marke gedurende de 19de eeuw geleidelijk aan onder de gerechtigden zijn verdeeld? Zelfs de grote Marke werd in die tijd gesplitst in afzonderlijke marken. Rond 1845 werd het gebied ten zuiden van Zuidvelde en aan weerszijden van de Norgervaart verdeeld, tot dit gebied behoorde toen ook het onverdeelde Norgerholt en het gebied rond het Esmeer ten zuiden van de Kolonievaart. Voor het Norgerholt en het gebied rond het Esmeer doemde echter een probleem op, de waarde van de gronden werd in die tijd bepaald door de opstand, de bomen dus, en niet door de oppervlakte. Op het water groeien geen bomen en aangezien er door het Norgerholt ook een aantal zandwegen liepen bestond de kans dat een gerechtigde, er waren in totaal 480 aandelen (waardelen), hetgeen betekende 500m2 per aandeel, indien hij een gedeelte weg in eigendom kreeg toebedeeld , nagenoeg geen waarde kreeg. Overeenstemming voor een verdeling was hierdoor niet te realiseren, dit leidde ertoe er voor de gronden van het Norgerholt en het gebied rond het Esmeer een nieuwe marke werd opgericht, de Marke “het Norgerholt”. Het Esmeer zal in vroegere tijd binnen de oude Marke zeker als “schaopwas” gebruikt zijn, later, zo rond 1910, na het afschaffen van de schaapskudden werd de plas nauwelijks meer gebruikt. Vanaf de jaren 1935 tot 1962 werd de plas als viswater verpacht. In 1939 aan de heer B. de Poel, brigadecommandant van de Rijksveldwacht te Assen voor Fl. 10,-- en na 1959 aan de heren J. van Bruggen en A. Rijks uit Norg.
Volgens Fons Koomen, die deze historische studie uitvoerde, kun je het bos dan ook beter zien als een van de oudste cultuurmonumenten op het gebied van het bosbeheer. Wel heeft het bos een zeer hoge ouderdom, mede getuige de zeer dikke humuslaag die op sommige plaatsen aangetroffen wordt. Naar de theorie van prof. Waterbolk, volgens welke de elementen van het esdorpenlandschap hun vaste plaats vonden in de 9e en 10e eeuw zou het bos zo'n 1000 jaar oud zijn. Bovendien is de samenstelling ervan niet ingrijpend door de mens gewijzigd en heeft de vegetatie een bepaalde evenwichtstoestand bereikt. De samenstelling is heel gelijkmatig en er is een zekere resistentie tegen invloeden van buitenaf. Het is echter niet zo dat bij het huidige 'niets-doen-beheer' van Natuurmonumenten een duidelijke verjonging van de eik optreedt, hetgeen het geval zou moeten zijn als er sprake was van het einde van een successiestadium.